Is er een gek in de zaal?
- Bart Boussemaere
- 4 dec 2023
- 2 minuten om te lezen

Duizenden jaren lang en dat tot ongeveer het einde van de jaren tachtig, was het relatief eenvoudig om de lokale dorpsgek te herkennen. Dat was namelijk diegene die tegen zichzelf liep te praten en af en toe in zijn pyjama de straat op ging. Toen kwam daar plotseling een einde aan. Niet dat de transformatie in één keer gebeurde, maar de eerste stap was wel een kantelpunt. Plots zagen we schijnbaar gewone mensen, geanimeerde gesprekken voeren met onzichtbare partners. Weer een mafketel erbij dacht ik dan, tot die ‘baksteen’ in beeld kwam.
Toen we eindelijk dat extra oog hadden ontwikkeld om mobiele toestellen te detecteren, werden ze steeds kleiner en kleiner. Gelukkig was het silhouet van de op straat telefonerende medemens, ons ondertussen bekend. Tot dat iemand die verduvelde oortjes uitvond. Hoe dan ook, het duurde niet lang voor we de eenzame babbelaar, als compleet aanvaardbaar beschouwden. Zolang ze er doorsnee uitzagen, was er geen vuiltje aan de lucht.
Een paar jaar later lieten de Coens broertjes ‘The Big Lebowski’ op ons los. Iedereen was overtuigd dat zoiets compleet van de pot gerukt was. Echt iets wat alleen in Amerika kon gebeuren. Hier zou niemand op sloffen en in een kamerjas de straat opgaan. Toegegeven, die verstrooide opa van de overkant zag je wel eens rondlopen in iets wat leek op een pyjamabroek en zijn zoon durfde al eens op plastieken kleedkamerschoeisel de straat op te gaan, maar dat waren uitzonderingen. Waren…
Nu zie je dagelijks dames in het straatbeeld, tegen zichzelf pratend, met pantoffels aan hun voeten en gehuld in wat enkel kan worden omschreven als een operatiejurk. Het enige wat ontbreekt is een rollend statief met een baxter, of krulspelden en een sigaar voor de Flodder-fans. Hoe de hippe mannen erbij lopen ga ik bewust negeren. Stel dat er vandaag een massa ontsnapping gebeurt uit een ziekenhuis voor krankzinnigen, dan is er waarschijnlijk niemand die het zou opmerken. Niet dat ik hier de mode-politie wil uithangen, iedereen loopt er tenslotte bij zoals ze dat zelf willen. Wat ik bedoel is dat er een tijd en plaats is voor alles. Zwembroeken en teenslippers horen bijvoorbeeld bij het strand, hoeveel meter je daarbij van de vloedlijn verwijderd mag zijn, is een andere zaak.
Ik ben geen voorstander van richtlijnen betreft kledij en al zeker niet van uniformen. Maar een klein beetje decorum moet wel kunnen. Professoren en politici moeten niet in het maatpak. Het is wel gewenst dat ze zich omkleden, voor ze van de fitness naar het spreekgestoelte verhuizen. Ik zal je namelijk een geheim verklappen, het is niet alleen belangrijk wat je zegt. Hoe je dat doet, speelt ook een belangrijke rol. Daarom letten we beter op, als iemand in uniform iets zegt. Zelfs dat van de lokale fanfare.
Opmerkingen