top of page

Jong van lichaam, oud van geest

ree

‘Jij bent eigenlijk helemaal niet zo jong hè?’ was een vraag die ik laatst gesteld kreeg toen ik, by far, de jongste was. ‘Ik ben negentien,’ was mijn antwoord, bijna had ik er ‘hoor’ achteraan willen plakken, maar ik kon me nog net inhouden. ‘Oh, dat is toch wel een stuk jonger dan ik had gedacht.’ Verdwaasd bleef ik achter met een dubbel gevoel.


Leeftijd. Al zolang de mensheid bestaat is er een soort strijd gaande onder ons om onszelf zo jong mogelijk te houden. Om het ouder worden te omzeilen. Zijn we hierin succesvol? De meningen daarover zullen waarschijnlijk verschillen, maar naar mijn idee niet echt. Is dat dan erg? Leeftijd is relatief aan de geest van de persoon. Hoe jong je je voelt (of oud dus) zegt alles over wie je bent. Als ik mijn eigen wijze ervaring mag delen, dan voel ik me bijvoorbeeld al heel lang een jaar of veertien, misschien vijftien jaar. Biologisch gezien ben ik negentien. Maar qua hobby’s en voorkeuren ben ik al gepensioneerd. Verschillende leeftijden, maar toch een en dezelfde persoon.


Ook als ik kijk naar mijn jeugd speelt leeftijd een belangrijke rol bij hoe ik mijzelf zou typeren. Ik weet nog hoe ik lacherig kon toekijken toen ik een jaar of tien was en er een vijfjarig jongetje langs mij rende die het over ‘vroeger’ had. Ik weet ook nog een moment toen ik in groep-7 zat en ik over het schoolplein liep. Ik was niet de oudste van de school, maar ik hoorde wel bij de oudere groep en daar kwamen zekere privileges bij kijken. Een van die privileges is dat je dan ‘stoer’ bent. Naast mij liep een jongetje dat mij aankeek en vroeg: ‘Hoe oud ben jij?’

‘Hoe oud denk jij dat ik ben?’ We konden hem er niet mee weg laten komen dat hij ongestraft een vrouw om haar leeftijd vroeg. ‘Vijf of zes misschien?’ Half beledigd en half geamuseerd zei ik: ‘Nee joh, ik ben al elf.’ ‘Echt niet, dat lieg je.’ ‘Nee hoor, ik ben echt elf.’ Voor zeker drie minuten voerden we een discussie en uiteindelijk besloten we het erbij te laten. Helaas waren we allebei nog steeds onbevredigd met de conclusie van onze dialoog.


Toen ik, jaren later, aan de picknicktafel mijn favoriete nummers aan het opnoemen was, zei een collega tegen mij: ‘Jij bent oud van geest.’ Toevallig of niet waren dat ook de eerste woorden die de kraamverzorgster sprak over mij toen ik geboren was en ze in mijn ogen keek. Wanneer er een boek zou verschijnen over mijn leven dan zou dit (oud van geest) zeker een terugkerend motief moeten zijn. Eerst was het juist vervelend wanneer mensen dit zeiden. Maar na verloop van tijd begon dit verschijnsel zo kenmerkend te worden voor mij dat ik het zelfs als een eigenschap was gaan zien. Sterker nog, ik begon steeds meer dingen te doen die mensen eigenlijk doen als ze veel ouder zijn. Ik ging op Tai Chi les, waarbij de jongste na mij al dik in de vijftig moet zijn geweest. Daar was ik dus ook ‘oud van geest’, maar jong van leeftijd.


Je kunt je dan misschien ook wel voorstellen dat, ondanks mijn persoonlijke filosofie, ik me heel erg gekwetst voelde dat een persoon tegen mij kon zeggen dat ik ‘eigenlijk helemaal niet zo jong was hè’. Vooral deze ‘hè’ triggerde mij om voor mezelf op te komen. Om mijn bijzondere eigenschap heel te houden. Het was ook dat moment dat ik me realiseerde dat ik inmiddels mezelf identificeerde als jong van lichaam en oud van geest. En dat het me dus zeker wat kon schelen hoe men over mij en mijn leeftijd dacht.

Opmerkingen


  • Facebook

DE COLUMNIST

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

bottom of page