top of page

Hartinfarct

ree

Het is een prachtige avond in de zomer. Weinig wind, een lekkere temperatuur, kortom ideaal voor een mooie tocht op de racefiets. Ik kleed me om en na een vluchtige kus nemen we afscheid. Zij gaat zingen met haar vriendinnen en ik wil een 2 uur durende fietstocht maken. Vanuit mijn woonplaats fiets ik over een lange buitenweg in de Achterhoek.


Inwendig lach ik om de bijnaam van deze weg, want hij wordt ook wel ‘psalm 119’ genoemd, omdat hij kaarsrecht loopt en er geen einde aan lijkt te komen; net als de psalm uit de Bijbel.


Mijn spaken in het voorwiel glinsteren in het zonlicht en af en toe voel ik dat het asfalt een beetje plakt, zo warm is het. Het gaat lekker en mijn tempo bevalt me. De warme wind blaast mij in de rug.


Ik rijd een ander dorp binnen, dwars door het centrum. Het is druk, de terrassen zitten vol met lachende mensen. Een man met een groot glas bier in z’n hand roept me in het voorbijgaan toe, dat de Tour de France ergens anders wordt verreden en ik hoor andere mensen lachen. Ik steek m’n duim op en rij, ook lachend, verder.


Ik kom in de buurt van de grens tussen Nederland en Duitsland. In gedachten probeer ik de tekst te zingen van ‘Op fietse’, het liedje van Daniël Lohues. Ik rijd lekker verder en denk even aan het koude biertje dat ik mezelf heb beloofd bij thuiskomst. De vermoeidheid slaat plotseling hard toe. Ik merk dat het ineens wat langzamer gaat, ik moet er harder voor werken.


Ik voel me tegelijkertijd erg duizelig en ik neem een slokje water. Ik krijg de pedalen niet meer rond. Ik stap van de fiets af en ga even zitten in de berm. De grond is droog en het gras warm. Ik voel me ineens zo moe dat ik ter plaatse wel wil gaan slapen. Ik word misselijk en ik besef dat er iets aan mij schort wat niet normaal is. Met de grootste moeite hijs ik mezelf overeind en loop met de fiets aan de hand naar de dichtstbijzijnde boerderij.

Ik blijf duizelig en heb het gevoel dat die lekkere maaltijd van vanavond er zo aan de verkeerde kant uitkomt. Ik loop de oprit op en ik hoop dat hier geen alleenstaand oud mannetje woont die mij niet kan helpen.


Ik zie geen bel, maar voordat ik op een raam kan kloppen wordt alles zwart voor m’n ogen en vind ik mezelf even later terug op de oprit van deze boerderij. Ik hoor een mannenstem in zwaar dialect vragen of alles goed is. ‘Toch een alleenstaand oud mannetje’, denk ik nog.

Ik ben doodmoe, maar zie toch kans om mijn telefoon uit m’n wielershirt te halen. Met trillende vingers toets ik de ontgrendelingscode in en druk op 2, het voorgeprogrammeerde nummer van thuis en geef de telefoon aan deze man. Dan leg ik mijn hoofd op de stenen en voel dat het zweet in stroompjes van mijn gezicht loopt. Ergens ver weg hoor ik de man praten; hij heeft kennelijk iemand aan de lijn.


Het dringt allemaal niet tot mij door en ik denk alleen maar dat het wel raar is om op een oprit te liggen en daar dood te gaan. De man zegt dat hij 112 heeft gebeld en even later hoor ik de drietonige hoorn van een ambulance naderen. Als deze arriveert voel ik mij plotseling weer helder en ik ga zitten. Het oude mannetje is helemaal niet zo oud en ik zie hem praten met de verpleegkundigen. Ik sta op en een beetje wankel loop ik naar de ambulance. Voordat ik het weet lig ik op een brancard en na enige tests vertelt de verpleger mij dat ik waarschijnlijk ben getroffen door een hartinfarct. Even later zie ik, vanuit de ambulance mijn vrouw en onze zoons staan. Zij zijn na dat telefoontje snel hierheen gekomen. Zij lijken erg geschrokken en dat wordt er niet beter op als zij mij zien liggen. Dan wordt de deur dichtgeschoven. Ik zie nog net dat mijn oudste zoon zich ontfermt over de fiets en de jongste over mijn vrouw, terwijl ik met gillende sirene naar het ziekenhuis wordt vervoerd.

Opmerkingen


  • Facebook

DE COLUMNIST

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

bottom of page