top of page

Mensenmens

ree

Met een licht gevoel in mijn hoofd plof ik neer in mijn vliegtuigstoel. In de diepste krochten van mijn lichaam bevindt zich zweet. Een hittegolf in Italië, waar het standaard al zo’n 28 graden is, wie verzint dit nou? (‘Klimaatverandering natuurlijk!’ Antwoordt mijn woke Generatie Z-brein meteen. Maar op dit moment kan ik er – naast een tia van de hitte – even geen existentiële crisis bij hebben, dus onderdruk ik deze gedachte).


Ik heb stoel C, aan het gangpad. Al snel komt er een man naast me zitten die er nog erger aan toe is dan ik. Ik ben inmiddels flink aan het wapperen met mijn Napolitaanse waaier en bied hem met een glimlach aan de man aan. Hij steekt zijn hand op en schudt nee. Mijn mondhoeken smelten naar beneden bij het zien van zijn onverwachte reactie.


Wacht even hoor. Ik ben echt een superaardig en vrijgevig persoon. Ik zorg en geef oprecht om mijn medemens. Een echt mensenmens wordt ook wel gezegd. Ik denk altijd aan de ander en ik voel de serotonine door mijn lijf gieren als ik iemand anders blij kan maken. Totdat een bezwete Ronald in een te kleine polo, waardoor hij extra knelt bij de oksels, mijn ongelofelijk nobele gunst en teken van menselijke saamhorigheid keihard afwijst. De grond in boort. Verwerpt alsof het niks is.


Ik pulk de rest van mijn vlucht geïrriteerd aan het siliconen dopje van mijn oortjes, die ik van mijn moeder heb geleend omdat ik de mijne ben kwijtgeraakt. ‘Doe dat nou niet, daar worden ze helemaal slap van of ze kunnen scheuren,’ hoor ik mijn moeder al tekeer gaan.

Ronald blijft de komende 2,5 uur wapperen met zijn polo (voor zover dat lukt met dat strakke ding), terwijl zijn hoofd steeds roder wordt. Hij begint eerst klein, bijna beschaamd, met het proberen omhoog te trekken van zijn polo terwijl hij heel stiekem een blik naast zich werpt om te checken of ik door heb dat hij toch wel tekenen van oververhitting vertoont. Het wapperen van zijn hemd wordt heftiger en de zweetdruppels dikker. Hij maakt nu opnieuw schichtig oogcontact mijn kant op.


Zie je wel, Ronald? Je wilt het wel hé, ouwe meurkont.

Ik blijf glashard naar voren kijken en begin theatraal wat harder te wapperen. Als kers op de taart wuif ik even met een glimlach naar de vrouw naast mij in het gangpad, die vriendelijk terug lacht. Ik ben voldoende verkoeld en de vrouw naast mij ook. Ik klap de waaier dicht en kijk nu eindelijk naar rechts. Ronald drijft ondertussen op zijn stoel in een plas van lichaamssappen.


Ik glimlach naar hem. Hij glimlacht wanhopig terug. Zonder oogcontact te verbreken, buig ik voorover om mijn waaier in mijn tas te leggen. Zijn ogen volgen desperaat mijn bewegingen. Ronald schrikt van het verraad dat ik toon en draait zich verslagen om naar het raam, om vervolgens recht in het brandende zonlicht te kijken.

Ik leun weer in mijn stoel en pulk aan de siliconen dopjes van mijn oortjes. Ik voel een klein scheurtje opkomen in de linker. ‘Verdomme, Julia.’


Ja, ik ben echt een super aardig en vrijgevig persoon.

Opmerkingen


  • Facebook

DE COLUMNIST

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

bottom of page